Op een ochtend zijn we Nino opeens kwijt. Ik denk dat hij boven ligt te slapen, want hij is niet in de tuin als ik thuiskom van de honden uitlaten en Manolo denkt dat hij in de tuin ligt te slapen, want hij is niet boven. Oeps. Het besef dat hij de hort op is gegaan, komt onmiddellijk bij ons op en laat ik eerlijk zijn: we kunnen er niet om lachen. Tegelijkertijd beseffen we ook dat het erin zat dat het een keer ging gebeuren: de laatste tijd als Rei over het hek of op de muur achter de huizen, die de tuin van de rest van wereld scheidt, klimt, zie je Nino echt observerend kijken. Je kan bijna horen hoe zijn hersens gonzen met de berekening over de kracht en de energie die hij nodig zou hebben om dat ook te kunnen doen. Maar tot op die ochtend was zijn buitenleven vooral in de tuin. Als de avond valt, rent hij door de tuin heen, achter de eerste nachtvliegers en vleermuizen aan. De insecten krijgt hij vaak genoeg te pakken en zorgen voor de nodige proteïne, de vleermuizen maken duikvluchten, terwijl ze hun tong naar hem uitsteken als ze langs hem heen scheren. Hij racet, met zijn staart parmantig in de lucht, de keuken in om met een sprong het aanrecht of de tafel te bekronen en er ogenblikkelijk weer af te gaan om de tuin terug in te sprinten en de prooien te laten zien dat hij nog niet weg is. Het is een prachtig spektakel, zeker als je bedenkt hoe bedeesd hij tot nog maar pas geleden was. Nino geniet.
Maak jouw eigen website met JouwWeb